Brazil - Rio de Janeiro
Op moment van voltooien van dit verslag bevinden wij ons in El Calafate (Zuid-Argentinië), alwaar wij de adembenemend mooie Perito Moreno gletsjer aanschouwd hebben. Maar laten wij niet op de zaken vooruitlopen en een blik terugwerpen op de tijd tussen vertrek vanuit Fortaleza tot vertrek vanuit Rio naar Foz de Iguaçu. Pfieuw, we hebben nog aardig wat schrijfwerk in te halen...
Busreis Fortaleza - Rio de Janeiro (12 januari 2006)
De reis in het kort: 2823km, uiteindelijke reistijd: 52u.
De reis op zich was goed te doen en deze was niet zo schrikbarend gevaarlijk en spannend als de plaatselijke bevolking ons deed geloven. Het enige ongemak dat ons deze reis in alle staten van misselijkheid deed verkeren was onze uiterst onaangename positie naast het toilet. De meeste busreizigers besloten om tijdens de tussenstops die er werden gemaakt een grote boodschap te doen. Ergens in de 52 uur durende reis was er echter een grote manie gaande waarin men massaal besloot om de WC. van een bepaalde onaangenaam geurende substantie te voorzien. Dit geheel resulteerde in 2 uur slaapgebrek en braakneigingen aan onze kant, vanwege de niet geheel naar tevredenheid functionerende afzuiginstallatie in de WC.
Naast dit fenomeen was er ook nog een extra handicap aanwezig welke enkel Pascal trof. Daar onze plekken niet naast elkaar gesitueerd waren, had Pascal het genoegen een hoogzwangere vrouw en haar dochtertje van zo’n 6 jaar naast zich te hebben zitten, dit geheel in 1 stoel! Al met al viel het mee, maar de nachtrust werd er niet beter op. Positieve kant aan onze locatie was de nabijgelegen koelkast met daarin de benodigde goudgele consumpties om de reis in goede banen te leiden.
Na zo’n 50 uur reizen door voortdurend veranderende landschappen die met hun schoonheid een door ons niet geboekte vliegreis rechtvaardigden, kwam de stad Rio de Janeiro in zicht. Op dit moment drong al geleidelijk tot ons door hoe extreem groot deze stad is. De intensiteit van de bebouwing nam geleidelijk toe en voor we het wisten reden we vanuit een berglandschap door in een woud van gebouwen.
Daar het grootste gedeelte van Rio over een enorme brug te bereiken is vanuit het noorden, bood dit ons een prachtig uitzicht over, wat later bleek, een klein gedeelte van Rio’s skyline. Bij aankomst op een busstation, welke qua drukte niet onder deed voor Schiphol, werden we vanuit de overdreeeven airconditioned bus overmand door de extreme hitte met een kleffe luchtvochtheid daarbij. Vanuit daar op kosten van het hostel een taxi genomen en al snel kwamen we op de plaats van bestemming aan.
Ons 1e hostel
Bij aankomst werden we in de huiskamer van het hostel al vanuit diverse hoeken vriendelijk begroet. Dit vriendelijke gedrag scheen ons eerst overdreven toe, maar al snel bleek dat het er supergezellig was en ook hadden we het geluk dat er heel wat relaxte gasten waren.
Even wennen was het in het begin toen we de lay-out zagen van onze slaapkamer; gewoon een klein kamertie, bedden d’r in, en net genoeg ruimte om waarempel ook nog in je eigen kamer te lopen. Verder werd er ook in algemeen verband gedouched, wat ’s ochtends de nodige wachtrijen opleverde met bijbehorende hilarische en tevens zwaar afstotende rotte vroege-ochtend koppen. Maar achteraf bleek dat we ons echt alleen terugtrokken in onze slaapkamer om te slapen. Het grootste deel waren we namelijk de spreekwoordelijke hort op, op verkenningstoer door de stad. Uitgeput kwamen deze doorgewinterde zomeravonturiers dan ’s avonds thuis om een lekkere douche te nemen, om vervolgens beneden in de gezellige lounge-achtige woonkamer neer te strijken en te redeneren met andere backpackers en reizende figuren. Dat bleek toch wel de succesformule te zijn: Basic hostellitie dat niet al te strak gerund wordt, met superrelaxte figuren en een fijne tijd is gegarandeerd.
Rio de Janeiro
Onze eerste zondag in Rio hebben we maar meteen de ‘eenzame planeet’ en een plattegrond van de stad ter hand genomen en zijn we er op uitgetrokken. Onderweg nog even stoppend voor wat marcheergerei in de vorm van water, baanden we ons een weg richting Pão de Acúcar, een 600 meters tellend gebergte. Allereerst kwamen we aan bij het ‘Praia Vermelha’, ook wel het rode strand genoemd voor de niet Portugees sprekenden onder ons. Hier hebben we ons een tijdje lang verwonderd hoeveel mensen er op een ontzettend klein stukje strand lol kunnen hebben. Maar goed, voor ons was alweer de tijd gekomen om onze biezen te pakken en rustiger kontreien op te zoeken. Geheel per abuis en geheel aan zijne excellentie Pascal toe te schrijven, zag het oog van de hierboven geschetste icoon een werkelijk grandioos alternatieve wijze om een ander uitzicht te verkrijgen over de prachtig heldere baai, dit geheel telkens omringd door reusachtige rotsen en eilandjes. Het zojuist door ons ontdekte pad bracht ons tot een punt waar Ruben op zijn beurt weer een speciaal pad ontdekte. Dit pad leidde omhoog richting de eerste top, genaamd ‘Morre da Urca’ wat ons de eerste rit met de kabelbaan uitspaarde. Na een klim op onze traditionele Havaiana slippers van zo’n 30 a 40 minuten over boomstammen en gladde rotsen, bereikten we de top. Het uitzicht over het extreem hoge gehalte aan bebouwing was enorm indrukwekkend, maar daar de eerste berg slechts een tussenstop was, stond ons meer te wachten. Een biertje later en een kabelrit verder stonden we met open mond om ons heen te kijken. Voor ons gelaat ontvouwde zich een stad welke elke herinnering aan het uitzicht over Fortaleza deed verstommen. Dit was een mooie eerste kennismaking met Rio en later bleek dit uitzicht ons nog goed van pas te komen bij het navigeren in de stad op zeeniveau.
Op díe fiets in Rio, met gevaar voor eigen leven...
Daar er veel te verkennen was en we geen voorstander zijn van georganiseerde activiteiten of teveel gemotoriseerd vervoer, besloten we bij het krieken van de volgende dag de stad op de fiets te verkennen. Vanuit het hostel kregen we 2 krakkemikkige breedgestuurde gangsterfietsen mee die in een achterbuurt van Los Angeles niet zouden misstaan. Al dit ongemak werd echter verzacht door het mooie prijskaartje dat aan de fietshuur hing. Al cruisend door de straten van Rio kwamen we bij het Copacabana strand terecht. Vergeleken met de stranden in Noordoost-Brazilië bleek het een kleine teleurstelling, maar de kleine eilanden en rotsen die het zeeoppervlak en de horizon sierden tezamen met het ontzagwekkende aantal gebouwen dat aan de kilometers lange boulevard grensde en de paraderende “carioca’s/locals”, maakte Copacabana op z’n minst tot een speciale plek welke zijn gelijke waarschijnlijk niet kent.
Na een uur op het strand bestegen we onze opperchille ‘Snoep Hond’ fietsen weer en maakten we snelheid richting Flamengo. Deze wijk zou aan het strand één van de grootste stedelijke parken ter wereld hebben, maar vanaf Pão de Acúcar zag het er niet bepaald groot uit. Dat grootte toch bedriegelijk is vanaf een berg, bleek hier al te duidelijk. Een half uur fietsen langs jogpaden, zonneaanbidders en stelletjes die lagen te luieren in het gras, en het bleek toch wel dat het park iets groter van omvang was dan het Vondelpark.
Als tweede fase van de dag zette het tweetallige wielerpelleton koers richting het oude gedeelte van de stad, ‘Lapa’ genaamd. Op een overhandigd moment naderden we een nieuwe wijk van de stad, welke ons als Lapa toescheen. Echter, aangezien een GPS navigatiesysteem niet bij de huurprijs inbegrepen was, en inmiddels de hongerklop ons systeem in zijn greep had gekregen, bleken we enigszins verkeerd te zitten. Zoals het in de wielersport belangrijk is om goed naar je lichaam te luisteren, besloten wij dan ook maar onze reserves aan te vullen in de vorm van een drinkie-drankie en wat voedsel te rechter tijd.
Na deze nuttige pit-stop vatten we vol goed moed onze sturen weer bij de horens naar het echte stadscentrum. Onderweg trokken een aantal bijzondere gebouwen onze aandacht. Een ervan bezat de vorm van een reusachtige afgespitste kegel en leek op een bizar futuristische bibliotheek of iets in deze aard. Echter van dichterbij gezien bleek dit een kathedraal te zijn. In dezelfde straat, aan de overkant, stond het hoofdkantoor van Petrobras; een gebouw bestaande uit allemaal kleinere kubussen, heel apart allemaal!
Maar, zoals een echte wielrenner betaamt, lieten we ons niet teveel door dit alles in beslag nemen, en zetten we onze weg voort richting de eindstreep in de vorm van het oudere centrum van de stad, via de wijk Lapa. Eenmaal aangekomen bleek het inderdaad een ouder gedeelte te zijn van deze reusachtige stad, knusser, iets stijlvollere gebouwen en veel kleine en gezellige winkelstraatjes. Ook zijn we daar de echte bibliotheek even binnengegaan, een waarin de oude klassieke stijl en pracht en praal centraal stonden.
Vooral op de terugweg bleek hoe krankzinnig groot en druk Rio eigenlijk is: Als fietsers bevonden wij ons midden in het verkeergeweld als zandkorrels in een doldwaas zich voortbewegend mierennest. Een constante aanvoer van mensen, mensen en nog eens mensen, elke straat compleet vol met waanzinnig veel auto’s, bussen en ook koolstofdioxide. Zelden hebben ze zoveel drukte ergens gezien! Fietspaden waren uiteraard ver te zoeken in Rio, dus hebben we ons met man en macht een weg proberen te banen door deze gekte. Nergens konden we eigenlijk goed uit de benen met onze fietsen; de wegen waren té bomvol om je op je fiets te kunnen verplaatsen, en op het voetpad was het té druk om je lopend naast je fiets te kunnen verplaatsen. Na een flinke tijd, met af en toe schrik voor eigen leven, bereikten we weer onze veilige thuishaven. Toen we daar vertelden waar we die dag per fiets waren geweest, werden we met open verwonderde monden aangegaapt, alsof we gek waren geweest om ons in die ellende op de fiets te begeven. Het was een dag geweest met veel avontuur en de tevens daaraan overgehouden fietsreet.....
Wat was Rio verder in het kort?
- Voor een niet al te hoge prijs een enorm decadente tent aandoen waar de auto voor je geparkeerd wordt en aan een tafeltje zitten waar een band volledig losgaat voor een klein snobistisch publiek.
- Waar je ook zocht, in Rio droop het massatoerisme van bijna elke straathoek af, waardoor het schier onmogelijk bleek een, voor Braziliaanse begrippen, normaal geprijsde hap te scoren.
- Enkele uitzonderingen daargelaten bleek de bouwstijl geen bijzondere smaak of stijl te bevatten. Wellicht hadden de alom betreurde favela’s nog meer karakter dan de smakeloze hoogbebouwing aan bijvoorbeeld het Copacabana strand.
Ilha Grande (20 januari 2006)
Na een kleine week overnacht te hebben in de Botafogo wijk van Rio, kwamen onze vrienden uit Fortaleza over. Daar hun oom een mooi appartement in Flamengo bezat als bijhuis, konden we onze tassen pakken en met gemengde gevoelens namen we afscheid van het hostel en de overgebleven gekken die nog niet verder gereisd waren.
Dit appartement werd echter maar kort aangedaan, daar ons een groots avontuur te wachten stond: Een weekendje Ilha Grande.
Daar het vakantie was in Brazilië en de wegen daar op populaire routes ook enige aan waanzin grenzende filedrukte kennen, moesten we voor de 4 uur durende reis om 4 uur ’s morgens uit de veren. Niet veel later zaten we met 5 personen in de auto op weg naar de kust voor het eiland. Met ons was Patricia, een vriendin uit Rio en een groot liefhebber en kenner van het eiland. Later op het eiland bleek dit een enorm grote meerwaarde te hebben daar ze in alle hoedanigheden een ware reisgids bleek te zijn!
Eenmaal aangekomen in een klein kustplaatsje was het in eerste instantie de bedoeling om de regulaire boot naar het eiland te nemen, maar de ongelofelijk 300 a 400 meter lange rij met mensen maakte al snel duidelijk dat dit idee gedoemd was te mislukken. In alle staten van verbazing verkerend, aanschouwden we hoe de boot extreem overladen werd met mensen als ware het een mierennest. Als een soort Afrikaanse vluchtelingenboot puilde de boot uit met toeristen en slaagde erin om koers te zetten richting het eiland. Gelukkig wisten we een beter alternatief te vinden en in combinatie met een groep andere mensen hadden we al snel een bootje gecharterd die ons naar het eiland kon brengen.
Na zo’n 1,5 uur zetten we voet op de pier van het eiland en het toerisme bleek het havendorpje flink in de greep te hebben. Hoewel het eiland met zijn bergen volledig bedekt werd door een dik woud en de kusten gesierd werden met een der mooiste stranden op aarde, zagen we er niet naar uit om deze ervaring te delen met hordes toeristen variërend van interessant tot mateloos schreeuwerig en irritant. “Gelukkig” verkeerden we, met de matrassen en tenten op onze rugtas, in de wetenschap dat we nog een vermeende 6 uur (8 uur na later bleek) durende voetreis voor de boeg hadden door dik woud en gebergte welke afdoende zou moeten zijn om de meest vervelende toeristen eruit te filteren.
Vol goede moed zetten we onze eerste schreden aan de voet van de eerste berg. Al snel bleek dat het vrouwelijke gedeelte van onze groep grote moeite had een fatsoenlijke looppas te houden en zo was het na een klim van 1 uur al zover dat de eerste rustpauze ingelast werd en er wat bagage aan mij en Pascal overgedragen werd. Daar we beiden al de kleren van beide dames bijhadden, maakten de extra kilo’s ons direct duidelijk dat er een flinke training te wachten stond.
Nu verplicht de eerlijkheid (en onze stigmatiserende houding) ons het interessante fenomeen te delen dat de meeste vrouwen een onaardse kracht bezitten om urenlang een bizar aantal winkels te bezoeken en dit gaat gepaard met een toenemend aantal tassen en dus kilo’s. Na een dergelijke ervaring komt de gemiddelde vrouw met een gelukzalig gevoel thuis welke grenst aan het bereik van het Nirwana, maar een berg oplopen met een bescheiden rugtasje schijnt daarentegen een buitenaardse inspanning te vormen.
Hoe dan ook, na enkele uren geklauter in de zinderde hitte, stond ons een mooie verrassing te wachten; tussen de bomen verborgen lag een klein watertje welke aangevuld werd met kristalhelder, onvervuild bergwater uit een waterval. Hier konden we in de schaduw van de bomen een verfrissende duik nemen en onze flessen water bijvullen. Dit water was waarschijnlijk nog kouder dan het immer onmenselijk koude Noordzeewater, maar tegelijkertijd zo lekker, zo schoon, grenzend aan de meest verheven vorm van perfectie. Uit dit goddelijke watertje wilde niemand van ons ooit nog weg!
Enfin/ afijn, ook voor ons kan het niet altijd feest zijn, immers dit was slechts een tussenstop. De finish zou nog vele uren en een steeds langer wordende lijdensweg verderop liggen. Met een compleet fris gelaat zetten we de neuzen weer in dezelfde richting en maakten we ons op voor het vervolg van deze trip door het oerwoud.
Tot nu aan toe hadden we nog te maken gehad met redelijk geplaveide paadjes om onze schreden op te richten. Echter bij het continueren van de reis bleek deze luxe niet meer aan ons besteed te zijn; Vanaf nu was het een kwestie van uren lang jezelf een weg proberen te banen waar normaal nooit iemand een weg in had gezien. Hierbij kwam onze Patricia dan ook zeer van pas. Als ware ontdekkingsreizigers werden we door onze persoonlijke gids door het oerwoud geleid, vaak met nog minder ruimte om te lopen dan ons eigen lichaam breed was. Niets dan takken, bladeren en boomstronken om ons heen, voortdurend het geluid van krekels en niet nader geïdentificeerde schepselen in het oerwoud, steeds in volume toenemend naarmate het donkerder werd. Ergens tijdens de reis werden we zelfs opgeschrikt door het gebrul van een aap, wat ons meer als het geluid van een hongerige leeuw toescheen. Hele bijzondere ervaring om helemaal overgeleverd te zijn aan de natuur in het midden van dit oerwoud.....
Welnu, bij het voortschrijden werden vooral bij het vrouwelijke deel van het reisgezelschap al snel de eerste pijntjes in de beentjes gevoeld, om al snel daarna over te gaan in gruwelijke pijnen, en de daaraan inherente klaagzangen en nóg verdere vertragingen van de pas.
Langzamerhand zouden we behalve met de strijd tegen onszelf, en het geklaag van de vrouwen, ook nog eens te maken krijgen met een extra handicap, namelijk met de strijd tegen de tijd. Door de trage gang van zaken en al de extra ingelaste pauzes begon het namelijk langzamerhand ook al donker te worden. Door deze ontwikkeling bestond uiteraard het reele gevaar dat we de nacht zouden moeten doorbrengen in het oerwoud, te midden van allerlei enge vreselijk gruwelijke brute monsters en wezens die ons allemaal wilden opeten. Om dit verschrikkelijke lot te vermijden, diende er dus doorgelopen te worden.
Echter zo makkelijk was het niet. Een van onze wandellieden, bij toeval van het vrouwelijke geslacht, bleek qua lichamelijke inspanning al geruime tijd over de top heen te zijn gegaan. Dit resulteerde op een gegeven moment dan ook in ineenstorting, een pips gelaat en een nimmer aflatend braken van deze zelfde persoon. Hiermee belandden we in een dilemma: Aan de ene kant moest er tempo gemaakt worden, want het werd steeds donkerder in het oerwoud, steeds moeilijker te zien waar je eigenlijk liep. Aan de andere kant moesten we rustig aan doen, om de hulpbehoevende persoon niet direct naar de vernieling te helpen. Het ging dan ook al meerdere malen door ons hoofd, dat we behalve onze eigen bagage ook nog haar erbij zouden moeten tillen. Het bleef echter gelukkig bij ‘enkel’ al haar bagage over te nemen. Twee van ons gingen al vooruit om de tenten op te zetten op de camping, de rest bleef bij elkaar om de zieke te ondersteunen en naar beneden te begeleiden. In het laatste stuk waren we immers aan een afdaling begonnen.
Het was inmiddels zo donker geworden dat een zaklamp noodzakelijk werd om als licht op ons pad te schijnen. Daarbij begon het geluid van al het gedierte in het oerwoud echt irritant luide vormen aan te nemen. Onze benen hadden ook de status bereikt dat ze eigenlijk niet meer verder wilden; deze begonnen namelijk geheel ongecontroleerde bewegingen te beschrijven, met als resultaat een aantal semi-uitglijdingen. Hoe dan ook, na vele malen het karakteristieke geluid van overgeven aangehoord te moeten hebben, bereikten we op een of andere manier de eindbestemming. Het was al pikkedonker geworden bij het bereiken van de camping. We gooiden al onze bagage meteen van ons af, stortten bijna ter aarde neer van uitputting, ondervoeding en uitdroging. Onze verschijning moet op dat moment niet veel verschild hebben van een stelletje zombies, een aanblik dat dan ook een brede glimlach van de overige campinggasten uitlokte.
Bij het weer opstaan even later, leken onze schouders, waar de loodzware rugtassen urenlang aan hadden gehangen, ons lichaam te willen ontstijgen. Daarbij leken onze benen, de werktuigen waarmee we ons diezelfde uren hadden voortbewogen, onafhankelijk van ons lichaam zweegmanoeuvres te willen uitvoeren. Wat een toestanden allemaal.....
Toen we langzaam weer half tot bewustzijn waren gekomen viel ons een nieuwe vloed van tegenslagen ten deel. Allereerst vernamen wij het nieuws dat er voor het avondeten gereserveerd had moeten worden en dat er daardoor niets meer voor ons over was. Daarbij ook nog de mededeling dat het water op was, en de pret kon niet meer stuk. Compleet uitgehongerd en uitgedorst na een dag van buitengewoon zware lichamelijke inspanning, bleek er dus niets meer te zijn om onze honger en dorst te stillen. Hoewel, bijna niets, er bleek alleen nog bier te zijn. Aangezien het algemeen bekend dat is dit mooie goedje een rijke hoeveelheid aan vitamine B en nog een aantal andere voor het lichtaam onontbeerlijke voedingsstoffen bevat, hebben we ons hier dan ook maar mee ‘beholpen’, samen met wat crackers die nog in de tas bleken te zitten.
Zo rond tien uur ’s avonds gingen werkelijk in één klap alle lichten uit die er door de stroomgenerator aangedreven werden. Op hetzelfde tijdstip leken alle lichtjes aan de hemel op te lichten, zijnde de onwaarschijnlijk grote hoeveelheid sterren die vanuit daar hun licht op de aarde wierpen. Hier bevonden we ons eindelijk op één van de nog weinige plekken op aarde waar geen enkel kunstmatig licht de nachtelijke horizon vervuilt. Dit leverde een compleet volmaakte duisternis op, met een intens donkerzwarte hemel, zoals zwart bedoeld is zwart te zijn. Des te groter dan ook het contrast met de in grote getale fonkelende sterren. Bij de aanblik van deze indrukwekkende scene bleken al onze hongerzorgen als sneeuw voor de sterren te verdwijnen, zo ook onze herinnering aan de eerder beschreven sterrenhemel te Mundaú.
Gedurende dit visuele spektakel boven onze kruinen, ontvouwde zich gelijktijdig een ander natuurspektakel enkele meters verderop. De insecten uit het oerwoud, welke de irritante geluiden voortbrachten, werden plotsklaps overstemd door een vette beat afkomstig uit een nabijgelegen beekje. Nee, dit was geen ghettoblaster meegebracht door een verknipte aan de muziek verslingerde backpacker. Deze kakefonie van geluiden werd voortgebracht door een kikkerensemble die elkaar in een ritmisch en in hitgevoelig tempo afwisselden. Spontane ritmewijzigingen, gedurfde improvisaties en solo’s begeleid door een ware lichtshow van vuurvliegjes, maakten dat we onze hoofden niet stil konden houden. Meeknikkend op de ware beat van de jungle was Ruben de verzuimde aanschaf van een mp3 speler direct vergeten en Pascal besefte dat er ook een natuurlijke substitutie bestond voor de geluid- en lichtshows op het Europese vasteland. Na het beëindigen van onze “avondmaaltijd” begaven we ons naar de tent om bij te komen van een lange, lange.. maar mooie dag. Met het geluid dat de golven van de zee maakte aan de ene kant en de technobeats uit het oerwoud aan de andere kant, legden we ons ten ruste. Heel bijzonder om op die manier te midden van enkel door de natuur voortgebrachte geluiden in slaap te dommelen.....
Bij het openen van onze tent de volgende morgen wachtte ons weer een nieuwe aangename verrassing. Nog maar net wakker, of we werden meteen al getrakteerd op een prachtig uitzicht over de azuurblauwe zee, aan drie zijden omhuld door bergen en daarbij nog een paradijselijk wit privé-strand. Na een verfrissende duik in de heerlijke zee, met het van daaruit adembenemend mooie uitzicht op de andere zijde van het oerwoud, en een wederom gemist eetmaal (ditmaal het ontbijt, dat ook weer gereserveerd had moeten worden), werd er na al deze misere maar besloten wat ochtendlijke UV-straling tot ons te nemen op het strand en daar te wachten op de lunch. Daar beseften we ons eigenlijk pas hoe bijzonder dit stukje van het eiland is. Daar het zo moeilijk bereikbaar is, is het (nog) niet aantrekkelijk voor en nog niet aangetast door het massatoerisme, iets wat hopelijk zo zal blijven. Vandaar dat we bijna de enigen waren daar, met een heel strand voor onszelf! Dit voelde dan ook als een soort onbewoond eiland, als een stukje paradijs op aarde. Ook de beperkte aanwezigheid van voedsel en simpelweg water versterkte dit besef alleen nog maar.
Na ’s middags eindelijk ons zo welvediende eetmaal, bestaande uit ter plekke gevangen vis, met rijst en bonen, te hebben genuttigd, werd er eerst ‘siesta’ gehouden, waarna we op onderzoek uitgingen op dit stuk van het eiland. Daarbij ook een rotsachtig gedeelte, met daar tussenin en aan de rand van de zee, hele bijzondere en mooie zeedieren. Aan het einde van de dag hebben we nog kunnen genieten van een mooie zonsondergang, waarbij de zon aan het einde wegdook achter de bergtoppen. ’s Avonds hebben we op het strand, na veel moeite, ook nog een mooi kampvuur weten te produceren, met daarbij wat ‘sambuca’, en opnieuw het bewonderen van de onbeschrijfelijke sterrenhemel. Bijzonder was bij het voortschrijden van de nacht nog, dat de maan plotseling achter ons van achter de bergtoppen omhoog kwam en daarmee een heel ander licht op de zaak wierp. Langzaam dropen we één voor één af, voldaan van een heerlijke dag, om lekker, dit keer met een volle mag, te gaan slapen.
Paniek in de ‘tent’ meteen al vroeg de volgende ochtend. Er lag een boot voor de kust met een soort van dringendheid te toeteren. Het bleek, in tegenstelling tot een eerdere afspraak met een boot s’ middags, de enige boot te zijn die ons op die dag terug zou kunnen brengen richting het vaste land. Echter, het was nog vroeg, we lagen nog slaperig in de tent en de boot zou al over een tweetal uurtjes vertrekken. Het alternatief was weer met al onze bagage terug te lopen door het oerwoud, maar aangezien sommige individuen van ons op de heenweg al enige complicaties hadden vertoond, was het misschien toch maar beter ons te haasten en de boot terug te pakken. Snel douchen, aankleden, tent inpakken, eten, betalen en wegwezen. Een drie uur lang durende boottocht volgde, maar voor iedereen behalve voor de immer rusteloze Ruben was dit geen man overboord, aangezien er lekker werd geronkt op het dek, heerlijk dobberend op de Atlantische Oceaan, het nodige portie zon en zo nu en dan, bij het openslaan van de ogen, een fantastich uitzicht. Een mooie afsluiting van een weekend Ilha Grande.
2 Comments:
he broer en co,
Wat een vet verhaal super toch een zijn met mother nature, dat jullie nog maar veel meer van dit soort deugdelijkheden mogen genieten
Gr Joël
hi guys
kommas en punten werken niet op deze pc dus die moeten jullie er maar even bijdenken
wat een heerlijkheid om jullie avonturen te lezen het was als het lezen van een boek ik zat helemaal in het verhaal en dus ook even vanuit bali in brazilie
cool om te lezen dat jullie zon heerlijke avonturen aan het beleven zijn ga zo door en bedankt dat wij er van een afstand ook van mee kunnen genieten
kus van ly
Een reactie posten
<< Home